Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Omdat gij zegt: Die [21]twee volken en die twee landen zullen mij geworden, en [22]wij zullen ze erfelijk bezitten, [23]ofschoon de HEERE daar ware; 21. Juda en de tien stammen. 22. Zie onder hfdst.36 vs.5. 23. Of, ofschoon de HEERE daar geweest is; dat is gewoond heeft. De zin is: Over God, overal, [gelijk goddeloze vijanden spreken] zij zullen voor ons zijn, wij zijn er nu de naasten toe, niemand zal het ons kunnen ontnemen. Anders: waar de Heere geweest is, verstaande dit van Juda, waar des Heeren tempel geweest was; vergelijk onder hfdst.36 vs.2, met de aantekening.